Pink Floyd heeft sinds 1967 een platencontract met EMI. De laatste versie van het contract dateert uit 1999, ruim voor de digitale verkoop van muziek via het internet een rol van betekenis ging spelen. De zaak speelde zich af in Engeland, waar de digitale verkopen toen met 2,8 miljard Engelse ponden zo’n 25% van de totale royaltyinkomsten van Britse platenmaatschappijen zijn gaan uitmaken.
Pink Floyd wilde met de rechtszaak de door EMI gehanteerde berekeningsmethode voor het afrekenen van royalties voor digitale verkopen aanpakken. Daarnaast wilde Pink Floyd bewerkstelligen dat het EMI niet langer zou zijn toegestaan om singles met de muziek van de groep via het internet (iTunes, ringtones) te verkopen. Pink Floyd- albums zijn in de optiek van de groep één geheel, de songs vloeien in elkaar over. Het ‘ontbundelen’ van de muziek door EMI tastte de integriteit van de albums aan, aldus de groep.
De rechter heeft Pink Floyd vorige week in het gelijk gesteld. EMI mag niet langer individuele titels van de albums als download of ringtone verkopen. Helaas werd de uitspraak door de rechter mondeling gedaan en is een printversie van de uitspraak tot heden niet beschikbaar. Uit de diverse berichtgeving over de zaak op het internet, blijkt echter wel duidelijk hoe de rechter tegen de zaak heeft aangekeken.
EMI meende dat de beperkende voorwaarden in het uit 1999 daterende platencontract met Pink Floyd niet ook golden voor verkopen via het internet, omdat deze digitale verkopen toen niet bestonden. In het contract scheen echter expliciet te zijn opgenomen dat een ‘record’ in de zin van een album het ‘product’ is van het platencontract en dat de distributie van (analoge) singles zonder toestemming van Pink Floyd niet was toegestaan teneinde ‘to preserve the artistic integrity of the albums’, aldus de High Court chancellor, Sir Andrew Morritt. De advocaat van Pink Floyd betoogde terecht, dat het toch wel vreemd is indien analoge verkopen door EMI uitsluitend in beperkte zin zijn toegestaan (geen singles) terwijl voor internetverkopen, die in het contract niet zijn geregeld, voor EMI dan vervolgens geen enkele beperking zou gelden. En dat vond de rechter op 11 maart 2010 ook. EMI moet in ieder geval 40.000 Engelse ponden aan juridische kosten betalen aan Pink Floyd. Over de schadevergoeding voor Pink Floyd spreekt de rechter zich pas later uit. Voorzover het de (on)juistheid van de door EMI aan Pink Floyd betaalde vergoedingen voor digitale verkopen betreft, wordt uitsluitend achter gesloten deuren een uitspraak gedaan. Dit vanwege het beroep van EMI op de vertrouwelijkheid van de betreffende gegevens.
Pink Floyd is wereldwijd één van de weinige bands die bekend zijn geworden om hun experimentele ‘concept’-albums, waarbij een album van het begin tot het einde uit één concept bestaat of bijv. één verhaal verteld. Kennelijk heeft de band het belang van het album als ‘format’ destijds ook in het platencontract laten vastleggen. Voor de meeste andere artiesten geldt dat natuurlijk niet, waardoor de zaak voor andere artiesten minder relevant is, zo lijkt het. Maar in deze Britse zaak werd ook voor het eerst vastgesteld dat het contract uit 1999 geen regeling voor digitale verkopen kon hebben omvat, doordat digitale verkopen pas veel later zijn doorgebroken, hetgeen wél een belangrijke constatering kon blijken te zijn voor andere artiesten.
In Nederland was aan het juridische vraagstuk m.b.t. oude contracten en digitale verkopen enigszins aandacht besteed in de zaak Jungle Aire Limited CV tegen Sony BMG. Ook in deze zaak bestudeerde de rechter de definities van ‘Records’ en ‘Phonograph Records’ in de contracten. Deze contracten waren ruim voor de inwerkingtreding van de WNR én de mogelijkheid van distributie middels het internet gesloten. De rechtbank Amsterdam oordeelde toen dat de omschrijving van de definities in de betreffende contracten dermate ruim was (exploitatie en distributie op welke toekomstige wijze dan ook), dat daaronder ook de digitale distributie door Sony BMG in was begrepen. Blijkens de ruime formuleringen werd geanticipeerd op nieuwe, onbekende ontwikkelingen. Bovendien had de artiest er in een eerder stadium bij Sony BMG op aangedrongen om specifieke digitale exploitatiemogelijkheden te benutten. Kennelijk meende de artiest dus aanvankelijk zelf ook dat Sony BMG over de digitale rechten kon beschikken.