Commissie Auteursrecht wijst voorontwerp wet auteurscontractenrecht af

Op 14 oktober 2010 verscheen het advies van de Commissie Auteursrecht over het voorontwerp van wet inzake het auteurscontractenrecht. De Commissie, die de Minister adviseert over auteursrechtelijke kwesties, wijst het voorontwerp af, maar komt ook met een minder ingrijpend alternatief voorstel.

Doel

Doelstelling van het voorontwerp is een betere bescherming van natuurlijke makers te realiseren en het aanbod van legale content te bevorderen. De belangrijkste, door de Commissie ‘revolutionair’ genoemde nieuwigheden in het voorontwerp zijn daartoe:

  1. Het verbod van overdracht tijdens het leven van de maker (uitgezonderd software);
  2. Het 5-jaarlijkse opzegbaarheid van exclusieve licenties.

Deze nieuwe bepalingen gaan de Commissie te ver. Zij signaleert dat in de meer traditionele mediasectoren (literatuur, muziek) inderdaad ongerechtvaardigde contractpraktijken voorkomen en dat in die sectoren een versterking van de positie van de auteur en uitvoerend kunstenaar is geboden. Maar in de niet-traditionele sectoren en dan met name in die situaties, waarbij het gebruik van in opdracht gemaakte werken primair is gericht op exploitatie door de opdrachtgever (architectuur, industriële vormgeving, ontwerpen en reclame) gaan deze nieuwe bepalingen de Commissie te ver doordat deze bepalingen volgens haar tot grote rechtsonzekerheid in de sector zal leiden.

Praktische problemen

De Commissie signaleert naast dogmatische problemen ook praktische problemen. Zo zal in de praktijk lang niet altijd duidelijk zijn wat de datum is waarop de 5-jaarlijkse licentietermijn is gaan lopen. Deze termijn zal in bepaalde sectoren bovendien te kort zijn om gedane investeringen te kunnen terugverdienen. De Commissie vindt dat werken met meerdere auteurs in verband met de rechtszekerheid bij voorbaat van de regeling moeten worden uitgesloten. Zo’n uitsluiting zou dan moeten gelden voor filmwerken, die per definitie worden gerealiseerd door meerdere auteurs. Maar ook in de muziekwereld geldt dat de meeste composities door meerdere auteurs worden gemaakt. Heeft het wetsvoorstel volgens de Commissie dan nog wel enige zin? Deze vraag dringt zich op doordat de Commissie ook problemen voorziet als het gaat om afgeleide werken (bijv. een vertaling) die zijn gemaakt op basis van een exclusieve licentie die later door een auteur wordt opgezegd. Ook de positie van derden, die betrokken zijn bij een opzegging (zoals bijv. sublicentienemers) is in het huidige wetsvoorstel niet geregeld, evenals de positie van fictieve makers (opdrachtgevers, werkgevers). De Commissie adviseert de Minister dan ook het voorontwerp in de huidige vorm niet tot wetsvoorstel te verheffen.

Positief

Maar er zijn in het voorontwerp ook onderwerpen geregeld die de Commissie positief beoordeeld. Zo juicht de Commissie het toe dat bedingen vernietigbaar zijn die voor een onredelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn aanspraken op toekomstige werken van de maker inhouden, of overigens evident onredelijk bezwarend zijn voor de maker. Ook de disproportionaliteitregel en het principe van een recht op een billijke vergoeding voor de maker bij exclusieve licenties juicht de Commissie toe, zij het dat een billijke vergoeding ook ‘nihil’ moet kunnen zijn. De instelling van een Geschillencommissie is al evenzeer een goed idee volgens de Commissie, maar de taak van deze Commissie moet dan wel beperkt zijn tot tariefgeschillen.

Alternatief

Maar de Commissie komt ook met een alternatief. Zij is het met de Minister eens, dat voorkomen moet worden dat exploitanten meer en langduriger rechten verwerven dan zij kunnen of willen exploiteren. Maar om dat doel te bereiken kan met een duidelijke non-usus regeling worden volstaan. Gebruikt de exploitant het werk gedurende een langere periode niet, dan keren de niet of onvoldoende geëxploiteerde bevoegdheden weer terug naar de auteur.  Om het beroep van de auteur op een dergelijke bepaling te vereenvoudigen, zou de bewijslast moeten worden omgedraaid, in die zin dat het de exploitant is die zal moeten bewijzen dat hij wél voldoende heeft geëxploiteerd. Wat ‘voldoende’ exploiteren is kan door de branche worden vastgesteld, bij Amvb of via een bewijsregel. Een non-usus regeling dient bovendien niet alleen van toepassing te zijn op de relatie maker – exploitant, maar moet door de maker ook tegen een derde (rechtsopvolger dan wel sub licentienemer) kunnen worden ingeroepen. Wordt dit alles (samengevat als: ‘koop breekt geen exploitatieplicht’) geregeld, dan zijn de hiervoor genoemde, veel ingrijpender maatregelen volgens de Commissie niet langer noodzakelijk.

Het ziet er naar uit dat het realiseren van het auteurscontractenrecht nog een lange weg te gaan heeft.

Heeft u een muziekadvocaat nodig?

Neem contact op met Margriet Koedooder, voor al uw vragen over muziekcontracten en muziekrecht.

Deel deze blog met