Op 4 mei 2011 deed de rechtbank Breda vervroegd uitspraak in een zaak die door de onbekende DJ De Jong was aangespannen tegen de wereldberoemde DJ Tiësto. Ondergetekende trad op voor Tiësto, die werd vrijgesproken van het verwijt van plagiaat.
Aan de zaak ging een filmpje vooraf, dat door De Jong was verspreid op het internet. Gezeten in een studio probeerde De Jong op deze wijze aandacht te krijgen voor zijn klacht. Hij vroeg het publiek openlijk zelf te oordelen, waarbij hij enkele muziekfragmenten van beide muziekwerken liet horen. Dat lieten de media zich uiteraard geen twee keer zeggen, waardoor Tiësto, nog voor er ook maar sprake was van een dagvaarding of sommatiebrief, genoodzaakt werd op voorhand te reageren op deze ongebruikelijke openbare beschuldiging van muziekplagiaat. Uiteraard ontkende Tiësto.
De dagvaarding volgde alsnog en daaruit bleek dat DJ Tiësto werd verweten dat hij met het vervaardigen, verveelvoudigen en openbaar maken van zijn muziekwerk ‘Elements of Life’ inbreuk had gemaakt op de auteursrechten van De Jong. Maar welke auteursrechten? De Jong stelde dat het werk Elements of Life was ontleend aan zijn werk Swiwal. Maar Tiësto ontkende ooit van De Jong of van diens muziekwerk ‘Swiwal’ te hebben gehoord. Dit werk was dan ook nooit commercieel uitgebracht. Maar volgens De Jong was de toezending van een demo met het werk aan platenmaatschappij Black Hole, toen mede-eigendom van Tiësto én het plaatsen van Swiwal op de eigen website van De Jong, voldoende voor bewijslevering van de verweten ‘ontlening’ aan zijn werk.
De rechtbank oordeelde echter anders
De rechter besloot niet direct in te gaan op de door De Jong veronderstelde ‘ontlening’, maar eerst ambtshalve te beoordelen (De Jong had dat namelijk niet gesteld) of ‘Swiwal’ wel auteursrechtelijk beschermde elementen bevatte. Van een verboden verveelvoudiging kan immers alleen sprake zijn indien auteursrechtelijk beschermde elementen van Swiwal zouden zijn overgenomen in Elements of Life. De Jong had gesteld dat sprake was van de ontlening van een repeterend onderdeel van 16, althans in ieder geval 8 maten van Swiwal.
De rechtbank beluisterde de diverse overgelegde muziekwerken en bekeek zorgvuldig het notenschrift van een door Tiësto eerder ingeschakelde musicoloog, waarin de tonen van de diverse nummers op overzichtelijke wijze onder elkaar waren weergegeven. Dat bracht de rechtbank al snel tot de conclusie dat in de maten 9 tot en met 16 in ieder geval geen sprake kon zijn geweest van enige ontlening. Dit vanwege het feit dat beide nummers in dat fragment slechts één gelijke toon en ook allebei een heel verschillende ‘sound’ hadden. Maar van de maten 1 tot en met 8 moest volgens de rechtbank dus wél de rechtsvraag worden beantwoord of in dat fragment van Swiwal wel sprake was van auteursrechtelijk beschermde trekken.
Om als auteursrechtelijk beschermd werk te kunnen worden aangemerkt, is vereist dat het onderdeel van ‘Swiwal’ dat bestaat uit de genoemde 8 maten, een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De rechtbank constateerde in deze 8 maten dat beide werken voor wat betreft het tonenschema overeenstemden. Maar de rechtbank had al eerder vastgesteld, dat, ruim voordat De Jong naar eigen zeggen zijn muziekwerk had gemaakt, er verschillende muziekstukken op de markt waren gekomen waarin het dominante tonenschema van Händel’s muziekwerk ‘Saranbande’ voorkwam. Dit werk behoort tot het publieke domein. Met name had één van de mede-componisten van Elements of Life al eens eerder een trance-bewerking van Sarabande op de markt gebracht. De rechtbank constateerde dat zowel in Swiwal als in Elements of Life (een deel van) dat dominante tonenschema van Sarabande voorkwam.
Volgende rechtsvraag was nu, of De Jong het dominante tonenschema van Händel zodanig had bewerkt, dat sprake zou zijn van ‘het voldoende afstand nemen van dat tonenschema’ en van het door De Jong ‘op een voldoende eigen wijze uiting hebben gegeven aan de vigerende mode, trend of stijl op het gebied van Dance-muziek’. Waarbij zij opgemerkt dat een vigerende mode, trend of stijl zelf als zodanig niet beschermd is.
De rechtbank oordeelde het fragment van De Jong onvoldoende oorspronkelijk. Er was een oudere bewerking van ‘Sarabande’ bekend, dat nota bene van één van de gedaagden afkomstig was en daar leek De Jong’s werk teveel op. Het ‘onderscheid’ met deze eerdere bewerking werd gering geoordeeld, terwijl het resultaat Swiwal – behalve dat De Jong het niet beschermde Sarabande tonenschema kennelijk door een synthesizer had gehaald – werd bepaald door de techniek van de synthesizer en dus niet door De Jong zelf. Op deze wijze kán het fragment geen oorspronkelijk karakter verkrijgen, aldus de rechtbank.
Kortom: de 8 maten van het werk ‘Swiwal’ waar deze zaak om ging, was volgens de rechtbank geen ‘werk’ in de zin van de Auteurswet. Geen werk, dan geen inbreuk. De Jong werd veroordeelt tot het betalen van een proceskostenvergoeding van € 25.000,- aan Tiësto c.s.
De wijze waarop De Jong voorafgaand aan de dagvaarding de media had opgezocht werd overigens niet onrechtmatig bevonden, met name niet doordat de toonzetting in de berichtgeving volgens de rechtbank mild was geweest en Tiësto door middel van een persbericht zijn visie aan de media al eerder had laten weten. Verder is het aantonen van reputatieschade in dergelijke kwesties moeilijk. Nu wil geen artiest en auteur in het openbaar beschuldigd worden van plagiaat, aangezien dat wel degelijk tot reputatieschade leidt, zij het dat de hoogte van de schade moeilijk aantoonbaar is. Het feit dat de uitspraken van de Vaste Commissie Plagiaat van Buma/Stemra tot heden nog steeds ‘geheim’ zijn zegt wat dat betreft boekdelen. Tiësto is het met deze redenering van de rechtbank dan ook zeker niet eens.