Aard overeenkomst
In 2015 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een DJ en zijn boekingskantoor. Partijen hadden een mondelinge overeenkomst met elkaar. De contracten tussen het boekingskantoor en de opdrachtgevers van de DJ (de evenementen en zalen) werden steeds door het boekingskantoor opgesteld, ingevuld en ondertekend, meestal namens de DJ. Een belangrijke vraag in dit soort gevallen betreft de aard van de overeenkomst. Is sprake van een samenwerking, een opdrachtovereenkomst of bijv. van een agentuurovereenkomst? De wet bevat met name voor de agentuurovereenkomst een aantal bepalingen die gunstig zijn voor het boekingskantoor in het geval een overeenkomst plotseling wordt beëindigd door de DJ of artiest. Agenten kunnen bijvoorbeeld recht hebben op een klantenvergoeding van maximaal één jaaromzet. Ook bevat de wet de nodige regels als het gaat om de door een DJ of artiest in acht te nemen opzegtermijn. In de onderhavige zaak leek de DJ de regels behoorlijk te hebben overtreden, maar vond de rechter dat desgevraagd ook?
Agentuur
De rechter oordeelde dat inderdaad sprake was van een agentuurovereenkomst tussen partijen. Het boekingskantoor was niet ondergeschikt aan de DJ, partijen waren de overeenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan en het economische risico van de werkzaamheden lag primair bij de DJ. Aan de door de wet gestelde drie vereisten voor een agentuurovereenkomst was dus volledig voldaan.
Geen dringende reden
Alhoewel de DJ meende dat sprake was van een dringende reden voor de opzegging, ging de rechtbank daar niet in mee. De DJ had in de opzeggingsbrief immers zelf aangegeven dat hij zich niet langer op zijn gemak voelde bij het boekingskantoor en daarom de relatie wilde beëindigen. Dit kwalificeert niet als een ‘dringende reden’. De DJ had dan ook de wettelijke opzegtermijn van (in dit geval) tenminste vier maanden in acht moeten nemen. De DJ was dan ook schadeplichtig geworden tegenover het boekingskantoor. Nu deze procedure door de DJ was aangespannen is de rechter geen oordeel gevraagd over de hoogte van de schade een uitspraak te doen. Wel was duidelijk dat deze schade tenminste € 8.500 bedroeg. Het boekingskantoor had zich terecht beroepen op een opschortingsrecht, de DJ werd in de kosten van de procedure veroordeeld.
Conclusie
Dance DJ’s, artiesten, producers en hun boekingskantoren dienen zich goed af te vragen welke relatie zij precies met elkaar (willen) hebben. Regelen zij niets op papier maar alleen mondeling, dan trekt het boekingskantoor in het geval van een plotselinge beëindiging van het contract door de DJ of artiest al snel aan het langste eind en wordt de DJ of artiest schadeplichtig.
Het boekingskantoor werd bijgestaan door Margriet Koedooder.