Het gebeurt regelmatig dat rechtzoekende partijen niet goed weten dat en wat het verschil is tussen een advocaat en een jurist. Ik heb daar al eens eerder een artikel over geschreven in mijn blog. In 2015 boog de rechtbank Amsterdam zich over deze vraag in een geschil waarbij de zaken van een cliënt waren geregeld door een jurist in plaats van een advocaat.
Orde van Advocaten
Een belangrijk verschil tussen de jurist en de advocaat is het tuchtrecht. Alleen advocaten zijn onderworpen aan de tuchtrechtelijke regels die door de Orde van Advocaten zijn opgesteld. De Orde moet ervoor zorgen dat advocaten zich behoorlijk gedragen, naar de cliënt, naar elkaar, naar de rechtbank en naar de wederpartij. Op advocaten rust een geheimhoudingsplicht. Maar staat ook wat tegenover, want advocaten beschikken over een verschoningsrecht. Hierover later meer.
Beschermd begrip
Het begrip ‘jurist’ is een onbeschermde aanduiding voor iemand met kennis van het recht. Dat kan zowel een student rechten zijn, als de politieagent die ’s avonds nog wat extra studeert op de strafwet. Iedereen die meent over enige kennis van het recht te beschikken kan zich in feite een jurist noemen, zij het dat veel juristen die term pas in de mond nemen indien zij daadwerkelijk rechten hebben gestudeerd aan een universiteit of hogeschool. Het begrip ‘advocaat’ is wel beschermd. Iemand die zich ‘advocaat’ noemt, staat als zodanig ingeschreven op het tableau van een arrondissement en mag voor cliënten optreden in zaken waarvoor volgens de wet een verplichte procesvertegenwoordiging geldt. Cliënten en juristen kunnen (doorgaans) niet zelfstandig procederen in kwesties die aan een rechtbank, gerechtshof dan wel de Hoge Raad worden voorgelegd. Doorgaans, omdat een gedaagde partij in een kort geding bij de rechtbank zichzelf weer wél mag vertegenwoordigen. Maar erg verstandig is dat vaak niet. Een eisende partij is in kort geding echter ook afhankelijk van een advocaat. Juristen en cliënten kunnen wel zelfstandig optreden in zaken die behoren tot de bevoegdheid van de kantonrechter. Het gaat dan bijvoorbeeld om vorderingen tot € 25.000, arbeidszaken of huurzaken. Advocaten kunnen dat natuurlijk ook, maar verplicht is de procesvertegenwoordiging bij de laatstgenoemde zaken niet. Een advocaat is altijd een jurist, maar een jurist is lang niet altijd een advocaat.
Waarborgen
De Orde van Advocaten stelt allerlei eisen aan advocaten en hun kantoren. Cliënten van advocaten hebben zo meer zekerheid dat de advocaat hun belang naar beste kunnen behartigt. De Orde stelt eisen aan de boekhouding, de inrichting van de derdengeldenrekening, de naam van het kantoor, de (on)mogelijkheid om samen te werken met niet-advocaten, opleidingseisen en de dekking van de beroepsaansprakelijkheid. Verder handhaaft de Orde de gedragsregels middels het tuchtrecht. Cliënten kunnen klachten tegen hun advocaat indienen bij de Orde of bij een Geschillencommissie Advocatuur. Al deze regels zijn opgenomen in de Advocatenwet, het Besluit beroepsvereisten advocatuur, de Verordening op de advocatuur, de Gedragsregels 1992 en een aantal huishoudelijk reglementen. Voor juristen geldt dergelijke regelgeving niet. Op juristen is in feite geen enkele wet of beroepsregeling van toepassing. Er zijn vele werkgevers met juristen in dienst, er zijn zelfstandige juridisch adviesbureaus en ook bij rechtsbijstand verzekeraars werken veel juristen. Maar die juristen hoeven zich verder niets aan te trekken van de regels waaraan advocaten moeten voldoen. Het is een wettelijk ‘ongeregeld’ beroep.
Verplichting tot geheimhouding
In artikel 11a van de Advocatenwet is geregeld dat ‘de advocaat ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn beroepsuitoefening als zodanig kennis neemt, tot geheimhouding verplicht is’. Dezelfde verplichting geldt voor medewerkers, personeel en andere personen die betrokken zijn bij de beroepsuitoefening door de advocaat. Zij verkeren in een ‘noodzakelijke hulppositie’ ten opzichte van de feitelijke geheimhouder, de advocaat. Dat betekent dat al hetgeen een cliënt aan zijn advocaat vertelt vertrouwelijk is en dat een advocaat die bijvoorbeeld door een rechtbank wordt gevraagd informatie te verstrekken over de zaken van de cliënt, een beroep MOET doen op zijn verschoningsrecht. Dat recht houdt in dat de advocaat, gevraagd naar zaken die zijn cliënt betreffen, MOET verklaren: ik beroep mij op mijn geheimhoudingsverplichting en kan over uw vraag verder geen mededelingen doen. Houdt een advocaat zich niet aan deze regel, dan kan de cliënt een klacht indienen bij de Orde van Advocaten. De advocaat kan dan in een uiterste geval geschrapt worden van het tableau en dan het beroep van advocaat niet langer uitoefenen. De geheimhoudingsverplichting en het verschoningsrecht horen dus bij elkaar en zijn voor de advocaat zeker niet vrijblijvend.
afgeleid verschoningsrecht?
Kan een jurist zich nu evenzeer beroepen op een verschoningsrecht? Over deze vraag boog de rechtbank Amsterdam zich recentelijk. Het ging over een kwestie waarbij een partij een jurist had ingeschakeld voor het adviseren over een geschil, welk geschil zich ontwikkelde tot een kort geding. In het kort geding had de jurist het woord gevoerd (dat mag, zie hiervoor) en daarnaast was een advocaat ingeschakeld voor het kort geding maar louter ten behoeve van het indienen van een eis in reconventie (dat moet, zie hiervoor). Een belanghebbende wilde later de jurist als getuige laten verhoren door de rechtbank, juist omdat deze jurist veel van de cliënte en haar zaken afwist. De jurist beriep zich op een van de advocaat afgeleid verschoningsrecht. Dat feest ging echter niet door. De rechtbank constateerde dat slechts een beperkte groep van personen beschikt over een verschoningsrecht, waaronder de advocaat. Voor die personen geldt dat ‘het maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt dient te wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden’. Deze groep moet volgens de jurisprudentie en de literatuur beperkt blijven en bovendien geldt dat er sprake moet zijn van een homogene en daarmee ook goed te organiseren en te reguleren groep van vertrouwenspersonen. Zoals de advocatuur. Ten aanzien van de positie van de jurist merkt de rechtbank op dat ‘een jurist als zodanig, anders dan bijvoorbeeld een juridisch medewerker van een bureau voor rechtshulp, niet in enig wettelijk systeem van rechtshulpverlening een taak is toebedeeld die meebrengt dat rechtzoekenden zich voor de behartiging van hun rechtsbelangen tot hem moeten wenden’. Geen verschoningsrecht dus voor de jurist, die ook geen beroep kon doen op de hiervoor genoemde ‘noodzakelijke hulppositie’.
Conclusie
Voor een gerechtvaardigd beroep op een verschoningsrecht is vereist dat een geheimhoudingsplicht voortvloeit uit de wet of de aard van de functie. Een jurist heeft geen geheimhoudingsplicht en dus ook geen verschoningsrecht. Een jurist moet als getuige dus naar waarheid vragen beantwoorden over zijn cliënt en diens zaken.
Copyright © 2015, Margriet Koedooder
Advocaat voor de Muziek, Media en Entertainmentbranche
De Vos & Partners Advocaten
Advocaten voor de creatieve industrie