Buma mag geen deals maken voor digitaal gebruik van auteursrechten buiten Nederland

Op 19 januari 2010 gaf het Gerechtshof in Amsterdam een nieuwe uitspraak in de eerder door Buma verloren zaak tegen de Engelse Buma, de PRS. In het arrest van het Hof wordt in navolging van de Voorzieningenrechter vastgesteld dat Buma géén bevoegdheid heeft om pan-europese internetlicenties aan te bieden die tevens het repertoire van haar zusterorganisaties betreffen, zoals de PRS.

Op mondiaal niveau werken de Buma/Stemra’s van de wereld al heel lang met elkaar samen op basis van wederkerigheidovereenkomsten. Als gevolg van deze laatstelijk in 1973 vastgestelde afspraken, kan iedere auteursrechtorganisatie in het eigen land aan gebruikers van muziekwerken het zogenaamde ‘wereldrepertoire’ aanbieden. Buma fungeert in de analoge wereld dus als een one-stop shop voor het verkrijgen van toestemming om het wereldrepertoire in Nederland te gebruiken, bijv. voor radio-uitzendingen. Buma mag dus in Nederland (maar ook in Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen) het PRS-repertoire exploiteren en de PRS mag het Buma-repertoire exploiteren in Engeland.

Het internet bracht beweging in dit al sinds 1936 bestaande systeem, immers, dankzij het internet ontstond er behoefte aan een one-stop shop voor het verkrijgen van een licentie ook buiten de grenzen van het land waar de gebruiker was gevestigd. De Europese Commissie besloot op 16 juli 2008 dat Buma en haar 23 zusterorganisaties inbreuk maakten op het EG-Verdrag door licenties te beperken tot het eigen grondgebied. Buma had toen al eerder een pan-europese licentie verstrekt aan eMusic, een online muziekwinkel die is gevestigd in de Verenigde Staten. Buma waande zich gesteund door de uitspraak van de Europese Commissie en sloot op 17 juli 2008 een pan-europese overeenkomst met beatport.com, eveneens een Amerikaanse internetwinkel. Maar PRS had daar grote bezwaren tegen en stapte naar de rechter.

In de overeenkomst van 1973 was de gebiedsafbakening weliswaar opgenomen, maar toen bestond het internet nog niet. Buma meende dan ook dat een redelijke uitleg van deze overeenkomst met zich meebracht, dat de gebiedsafbakening niet zou gelden voor online gebruik van muziekwerken. Een dergelijk gebruik is immers per definitie grensoverschrijdend. Maar na de rechtbank is ook het Hof dat niet met Buma eens. Het Hof sluit daartoe aan bij de bedoeling van partijen, die in 1973 niet op online exploitatie via het internet gericht kán zijn geweest. Bovendien blijkt dat juist uit de latere, in internationaal verband afgesloten overeenkomsten, zoals de Santiago Agreement, welke overeenkomst na 1993 niet meer is verlengd door partijen. Deze overeenkomst zag juist wél op het internetgebruik van muziek. Kennelijk vonden partijen dus destijds een nadere regeling voor het internetgebruik – naast de oude samenwerkingsovereenkomst – noodzakelijk. Een verruimde uitleg van de overeenkomst uit 1973 op grond van de redelijkheid en billijkheid wordt door het Hof dus afgewezen.

Buma’s tweede argument was van Europeesrechtelijke aard. Nu de EC de gebiedsbeperking in de overeenkomst in 2008 heeft verboden, is deze bepaling volgens Buma nietig en kan PRS zich daar niet op beroepen.

Het Hof hecht echter een groter belang aan het principe dat het aan de auteursrechthebbende is om te bepalen aan wie hij in welke gebieden de exploitatie van zijn rechten (en het optreden tegen misbruik daarvan) wil overlaten. Het auteursrecht is immers een verbodsrecht. Tijdens de Noorderslag in Groningen kwam in dit verband in de diverse panelbijeenkomsten ter sprake dat het verbodsrecht voor het gebruik van muziek in een digitale omgeving zijn langste tijd lijkt te hebben gehad. Een verbodsrecht geeft immers in een digitale omgeving een vrijwel onontwarbare kluwen van praktische bezwaren, het bemoeilijkt de exploitatie van muziek en het stuit op handhavingproblemen. Een vergoedingsrecht zal daarvoor in de plaats moeten komen, vergelijkbaar met de vergoedingsregeling van naburig rechthebbenden, aldus de deelnemers aan deze panels.

Een beperkt PRS-mandaat voor Buma dus. De rechter gaat duidelijk geen oplossing aanreiken voor de internetproblematiek in de muziekwereld. In de satellietwereld is het grensoverschrijdende karakter van de openbaarmaking aangepakt door het sluiten van één onderlinge overeenkomst door de betrokken auteursrechtenorganisaties, welke werd gevolgd door de invoering van een Europese Satellietrichtlijn in 1993. Daarin werd de plaats van de uplink van het signaal als (enige) plaats van openbaarmaking aangewezen. Alleen in het land van de uplink behoeft de gebruiker dus een licentie te sluiten met de auteursrechtenorganisatie. Maar het is op dit moment niet goed voorstelbaar dat iets vergelijkbaars zal worden afgesproken voor internetgebruik van muziek. Daarvoor zijn de belangen van de grote spelers te groot.

Heeft u een muziekadvocaat nodig?

Neem contact op met Margriet Koedooder, voor al uw vragen over muziekcontracten en muziekrecht.

Deel deze blog met