Vorige week werd op 25 november uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door zes verschillende collectieve rechtenorganisaties (hierna: CRO’s) tegen Digitenne. De zaak ging vooral om geld. Digitenne zendt sinds 23 april 2003 digitale ethertelevisie uit. Dat doet zij op dit moment nog steeds, maar de laatste jaren zonder dat er een vergoeding aan auteursrechthebbenden te voldoen. Dat kon zo niet langer waardoor de rechtenorganisaties naar de voorzieningenrechter in Amsterdam trokken.
Kort geding
Nu is het doorgaans niet goed mogelijk in kort geding een uitspraak te krijgen over een geldvordering. Een kort geding is in feite een voorlopige maatregel, en het wel of niet moeten betalen van een geldbedrag is doorgaans nogal definitief. Maar in de praktijk is daar iets op gevonden. In kort geding kan wel een voorschot op een schadevergoeding worden gevraagd. Voor de betaling van een geldsom kán dus wel naar de voorzieningenrechter worden gestapt, maar die zal de vordering alleen toewijzen indien:
‘Het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Bij de afweging van de belangen van partijen wordt mede betrokken het risico dat niet kan worden terugbetaald, in het geval de veroordeling in kort geding geen standhoudt.
Een hele mond vol. De juridische lat ligt hoog. Maar kennelijk stond de auteursrechtenorganisaties het water aan de lippen (men stuurde zelfs geen facturen meer in 2009 doordat dan BTW moest worden afgedragen over de factuurbedragen en dat geld niet beschikbaar was) en waagden zij hun kansen alsnog bij de rechter in kort geding.
Afzonderlijke openbaarmaking?
Op de achtergrond speelde de vraag of de doorgifte van een programma door Digitenne wel of niet een afzonderlijke openbaarmaking van een ‘ander mechanisme’ dan de oorspronkelijke uitzendende partij is. Dat daarvan sprake was in het geval van de uitzendingen voor 11 december 2006 stond vast. Maar in de nacht van 10 op 11 december 2006 vond de omschakeling plaats van analoge publieke tv-zenders naar digitale publieke tv-zenders, waardoor Digitenne betoogde dat zij voor de doorgifte van de programma’s van Nederland 1, 2 en 3 sinds die datum geen vergoeding meer verschuldigd was aan de collectieve rechtenorganisaties. Sinds 11 december 2006 worden deze programma’s in technisch opzicht doorgegeven door Digitenne, maar dan als opdrachtnemer van de NOS. Bovendien kunnen deze programma’s sindsdien door een ieder met een digitale antenne worden ontvangen, zonder dat daarvoor een vergoeding is verschuldigd aan Digitenne, terwijl voor alle andere programma’s van Digitenne wél een vergoeding wordt voldaan door de abonnees.
Toerekening
De rechter oordeelde dat het gaat om de vraag of de doorgifte wel of niet aan Digitenne is toe te rekenen, in die zin dat zij toegang tot dat signaal aan haar abonnees verschaft. Nu de zenders 1, 2 en 3 ook na 11 december deel zijn blijven uitmaken van het zenderpakket van Digitenne en het niet de NOS is die sinds deze datum als enige de digitale uitzendingen van 1, 2 en 3 verzorgt, moeten de zenders 1, 2 en 3 nog steeds tot het pakket van Digitenne worden gerekend. Digitenne heeft deze drie zenders in haar pakket ook niet vervangen door andere zenders na 10 december 2006. Ook is de NOS vanaf 11 december niet gaan betalen aan de CRO’s voor de digitale doorgifte van de programma’s. En aldus werd het bestaan en de omvang van de geldvordering van de CRO’s van een kleine 2,8 miljoen euro in hoge mate aannemelijk bevonden door de rechter en Digitenne tot de betaling van dat bedrag aan de CRO’s veroordeeld. Goed nieuws voor de rechthebbenden dus.
Geen opeisbare vordering
Maar hiermee was de zaak nog niet gedaan. De 2,8 miljoen betrof uitsluitend achterstallige betalingen voor de periode tot en met 2008. Over 2009 hadden de CRO’s nog geen facturen gezonden vanwege het eerdergenoemde BTW-probleem. Geen facturen, dus geen opeisbare vordering, besloot de rechter vervolgens. De opeisbaarheid van een vordering is nu eenmaal vereist voor het kunnen toewijzen van de vordering tot het betalen van een geldsom. Digitenne werd wel veroordeeld tot nakoming van de verplichtingen vanaf het jaar 2009. Maar ook de CRO’s werden veroordeeld door de rechter. Zij waren hun verplichting tot het verstrekken van inzage in de door hen met andere betalingsplichten afgesloten contracten niet nagekomen en dienen dat nu alsnog te doen.
Overleg
Uit de uitspraak blijkt dat partijen er na de start van Digitenne in 2003 maar liefst ruim 3 jaar over hebben gedaan om een afspraak te maken over de hoogte van de vergoeding voor de rechthebbenden. Uiteindelijk werd een tarief van € 0,05 per maand per huishouden per televisiezendernet overeengekomen. Deze afspraak werd vervolgens wel met terugwerkende kracht tot 23 april 2003 van kracht. Nadat Digitenne vervolgens medio 2006 aan de rechthebbenden liet weten dat zij een nieuwe licentieovereenkomst wilde afspreken, met name in verband met de ‘gratis’ digitale doorgifte van Nederland 1,2 en 3, werd wederom drie jaar onderhandeld over een tarief. Maar helaas zonder resultaat. Digitenne had de rekeningen tot en met 2007 voldaan, maar is vanaf 2008 gestopt met betalen. De CRO’s, die aan Digitenne uiteindelijk een tarief van 50% van de kabelvergoeding voortstelden, vroegen volgens Digitenne een onredelijk hoge vergoeding. De CRO’s verweten Digitenne op haar beurt dat zij slechts een veel te lage vergoeding van 1/8e van het geldende kabeltarief wilde voldoen. De partijen lagen en liggen dus ver uit elkaar, want vanaf 1 januari 2011 wil Digitenne wederom een nieuwe afspraak maken met de rechthebbenden…….
Volledige proceskostenveroordeling
Tot slot de proceskosten. Normaliter worden deze in rechtszaken begroot op fictieve, lage bedragen die vaak niet in verhouding staan tot de daadwerkelijk gemaakte kosten. Maar in zaken waarbij het gaat om de handhaving van intellectuele eigendommen is sinds 2007 een volledige proceskostenveroordeling mogelijk. De advocaat van de CRO’s had een rekening ingediend van € 37.059,78 en de advocaat van Digitenne stuurde een factuur ad € 43.200, -. Nu beide partijen een deel van hun vorderingen zagen afgewezen, werden zij over en weer in elkaars kosten veroordeeld. Wordt de hoogte van dergelijke facturen betwist in de rechtszaal (daar was in de onderhavige zaak geen sprake van), dan geldt dat de rechter doorgaans de kostenveroordeling zal toewijzen conform een richtlijn. Als gevolg van deze richtlijn bedragen de toe te wijzen juridische kosten dan € 6.000 tot maximaal € 15.000. Tóch een verschil.