The Very Best of Cher: Universal moet contracten er cijfers verstrekken van de rechter, audits niet langer noodzakelijk?

Op 2 augustus 2011 sprak de voorzieningenrechter in Utrecht zich uit over de vraag of Universal nu wel of niet bepaalde overeenkomsten, cijfers en andere stukken die zagen op de exploitatie van de CD’s ‘Cher The Greatest Hits’ en ‘The Very Best of Cher’ moest overhandigen aan Cher. Cher werd grotendeels in het gelijk gesteld.

Bewijsverdrag

Aan de uitspraak van de voorzieningenrechter ging een officieel Amerikaans rechtshulpverzoek vooraf welke was gebaseerd op het Bewijsverdrag.  In dit Verdrag wordt geregeld dat een rechter in de ene staat aan de bevoegde autoriteit in een andere staat (bij ons is dat de rechtbank Den Haag) kan verzoeken bepaalde bewijzen te vergaren dat wel andere handelingen te verrichten, zoals een getuigenverhoor.  Zo’n getuigenverhoor, dat in opdracht van een rechter uit een andere staat wordt uitgevoerd, wordt een ‘rogatoire commissie’ genoemd.

Cher procedeert in de VS tegen haar platenmaatschappij over het aan haar niet afdragen van royalties voor de genoemde albums. Als gevolg van het rechtshulpverzoek diende de rechtbank Utrecht op verzoek van de rechtbank Den Haag een rogatoire commissie in te stellen en stukken op te vragen bij Universal in Nederland. Maar Universal verstrekte slechts een deel van de verlangde stukken, waarna de advocaat van Cher een kort geding moest aanspannen om de rest van de stukken te krijgen.

Ondanks deze internationaalrechtelijke achtergrond van de zaak, is deze uitspraak ook van belang voor Nederlandse kwesties. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak namelijk beoordeeld of aan Cher zelf een zelfstandig beroep toekomt op artikel 843a Rechtsvordering, oftewel de exhibitieplicht.

Exhibitieplicht

In artikel 843a Rv wordt geregeld dat degene die daarbij een rechtmatig belang (a) heeft, ‘inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden (b) aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij (c) is’ kan vorderen. Universal hoeft aan dit verzoek echter niet te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen (d) zijn of ‘indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder de verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd’ (e).  De voorzieningenrechter ging deze vijf criteria stuk voor stuk af, met het volgende resultaat.

  1. De klacht van Universal luidde dat Cher in de VS nog geen begin van bewijs had geleverd als het ging om vermeende achterstallige royalties.  De rechter oordeelde dat de exhibitieplicht nu juist geschreven is voor dergelijke gevallen, en was dus niet onder de indruk van de klacht. Cher had een rechtmatig belang bij de bescheiden doordat de CD’s nu eenmaal via Universal zijn verkocht en Universal beschikt over de bijbehorende administratie. Het zou dus best eens kunnen dat artiesten en auteurs in Nederland niet langer een officiële, kostbare audit behoeven te laten verrichten indien zij achterstallige royalties vermoeden. Een beroep op artikel 843a Rv zou wel eens genoeg kunnen zijn, mits ook aan de andere vier criteria wordt voldaan.
  2.  Ten aanzien van de eis van bepaalbaarheid, was de rechter wat strenger. Alhoewel Cher om 21 verschillende soorten documenten had verzocht, bleek een deel daarvan onvoldoende bepaalbaar. In het verzoek moeten specifieke documenten wordt benoemd en aangewezen,
  3. Universal voerde aan dat Cher geen directe partij is bij betrekkingen tussen Universal en derden, zoals Warner met wie Universal een joint venture was aangegaan voor de gezamenlijke verkoop van met name verzamel-CD’s. Cher had volgens Universal dus geen recht op deze cijfers. Maar de rechter vond van wel. Het begrip ‘rechtsbetrekking’ moet ruim worden uitgelegd, en omvat ook andere rechtsbetrekkingen met betrekking tot de exploitatie van de muziek van Cher, bijv. distributeurs en licentienemers van de CD of de onderhavige joint venture. Deze uitleg zou wel eens van groot belang kunnen zijn voor de Nederlandse platencontracten en muziekuitgavecontracten, waarin wel altijd een recht op een audit is geregeld, maar ook dat die regeling uitsluitend geldt voor de directe relatie artiest/auteur – platenmaatschappij/uitgever en niet ook ten aanzien van sublicentienemers. Met een beroep op artikel 843a Rv kan gelet op deze uitspraak voortaan alsnog aan deze cijfers worden gekomen, zo lijkt mij.
  4. De rechter vond geen ‘gewichtige redenen’ die zich tegen de overhandiging van de gevraagde stukken zouden verzetten. Dat het opzoeken van de gegevens Universal veel tijd en energie kost, komt voor haar eigen rekening, Universal geeft nu eenmaal uitvoering aan het platencontract.
  5. Verder constateerde de rechter dat gesteld noch gebleken was dat Cher op andere, minder belastende wijze over de benodigde informatie kon beschikken.

Vervolgens toetste de rechter ieder van de 21 verlangde stukken op de criteria (d) en (e). Vrijwel alle verlangde stukken moesten door Universal worden verstrekt, met uitzondering van:

  • Conceptversies van overeenkomsten;
  • alle elektronische en geschreven documenten, waaronder jaarrekeningen, schema’s en spreadsheets’ was een te vage omschrijving en werd beperkt tot: goedgekeurde jaarrekeningen. Ik betwijfel overigens of die er wel zijn, immers, een joint venture als tussen Universal en Warner kennelijk bestaat m.b.t. de verkoop van de CD’s kan ook louter uit een samenwerkingsovereenkomst bestaan en behoeft zeker niet tot jaarrekeningen over en weer of van de joint venture zelf te verplichten;
  • Label copy van CD’s in de diverse landen (reeds eerder verstrekt);
  • Documenten waarover Universal niet beschikt;
  • Digitale versies van de documenten (te weinig tijd voor en te veel extra werk voor Universal);
  • Een kopie van alle documenten voor de Amerikaanse advocaat van Cher (praktisch niet haalbaar?).

Volledige proceskostenveroordeling

Het is jammer dat de advocaat van Cher niet om een veroordeling in de volledige proceskosten heeft gevraagd ex artikel 1019h Rv. Een dergelijke veroordeling is in kwesties waarbij het gaat om de handhaving van een IE-recht aangewezen, maar moet dan wel worden gevraagd. Dit artikel geldt ook voor incidenten in handhavingsprocedures en in procedures die het vervolg zijn op handhavingsprocedures. Maar uit punt 11 van de considerans van de Handhavingsrichtlijn, waarop artikel 1019h Rv is gebaseerd, blijkt dat deze ‘niet ten doel heeft geharmoniseerde regels betreffende justitiële samenwerking, rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken vast te stellen, noch over de toepasselijke wetgeving te handelen’. Hierin kan ook een afwijzing van de toepasselijkheid van 1019h Rv in zaken als de onderhavige worden gelezen. Het zou voor de ontwikkeling van dit rechtsgebied interessant zijn geweest om van de Utrechtse voorzieningenrechter te horen of dit artikel in een internationale situatie als de onderhavige wel of niet toepassing kan vinden. Maar dat oordeel blijft dus vooralsnog ongewis.

Conclusie

Mijn voorlopige conclusie is dat artiesten, auteurs en licentiegevers niet langer uitsluitend op een (beperkte) auditclausule in de overeenkomst een beroep kunnen doen als het gaat om het verkrijgen van contractuele en financiële gegevens met betrekking tot de exploitatie van hun prestaties en werken. Met een beroep op de exhibitieplicht van artikel 843a Rv komen ze waarschijnlijk verder. Deze uitspraak draagt daar in ieder geval aan bij.

Heeft u een muziekadvocaat nodig?

Neem contact op met Margriet Koedooder, voor al uw vragen over muziekcontracten en muziekrecht.

Deel deze blog met