Belangrijk nieuws voor de evenementenbranche, waarin veel gebruik wordt gemaakt van uitzendkrachten en/of payroll-bureaus. De doorberekening door het uitzendbureau, van 100% van de loonkosten aan de inlener mag niet als het uitzendbureau steun heeft ontvangen in het kader van de NOW-regeling!
Omzetverlies
De rechtbank Gelderland heeft dat op 30 juli 2020 beslist in een kort geding tussen een groothandel in opslagtenten en -gebouwen enerzijds en een uitzendbureau anderzijds. Het uitzendbureau had in overleg met de onderneming/klant een aanvraag voor de NOW-regeling gedaan. De klant had namelijk aan het uitzendbureau laten weten, dat zij omzetverlies zou lijden maar de uitzendkrachten niet kwijt wilde. Volgens de NOW-regeling zijn het de uitzendbureaus en payroll-organisaties die een beroep op de NOW-regeling konden doen.
Now-regeling delen?
In de overeenkomst tussen partijen was een regeling opgenomen waardoor afwijkingen van de overeenkomst alleen geldig zijn als deze schriftelijk zijn overeengekomen. Het uitzendbureau zond voor een bedrag van € 65.000 aan facturen naar de klant voor door de uitzendkrachten in de periode 20 maart – 17 mei 2020 verrichte werkzaamheden. Nadat besprekingen tussen klant en uitzendbureau over de gevolgen van de NOW-regeling kennelijk waren mislukt, stapte het uitzendbureau naar de rechter omdat zij volledige betaling van de facturen wenste. Het uitzendbureau meende er niet toe te kunnen worden verplicht de tegemoetkoming van de overheid met de klant/afnemer te delen. Bovendien werd door het uitzendbureau een verzoekschrift tot faillietverklaring van de klant meegestuurd met de sommatiebrief. De klant bleef bereid de uitzendkrachten aan het werk te houden, mits een passende regeling voor de te maken loonkosten kon worden overeengekomen. Zij beriep zich daarbij ook op het feit, dat andere uitzendbureaus die gebruik maken van de NOW-regeling, slechts 20% in plaats van 100% van de loonkosten in rekening brengen en dat zij al 40% van de facturen van het uitzendbureau had voldaan.
Geldsom in kort geding
Het uitzendbureau meende een ‘harde’ vordering te hebben en stapte naar de rechter. Nu is het in het algemeen niet heel erg eenvoudig om via een kort geding de betaling van een geldsom gerealiseerd te krijgen. Een kort geding is namelijk een ‘voorlopige maatregel’ en het afdwingen van een volledige betaling van facturen staat daar haaks op. Een dergelijk geschil behoren partijen in een (veel langduriger) bodemprocedure met elkaar uit te vechten. Wel kan geprobeerd worden in kort geding een voorschot op een schadevergoeding te krijgen én is onder bijzondere omstandigheden de betaling van een geldsom mogelijk via een kort geding. Maar de lat ligt daarvoor hoog. De rechter moet onderzoeken:
– of het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is;
– of er feiten of omstandigheden zijn die maken dat er sprake is van enorme spoedeisendheid;
– wat de wederzijdse belangen van partijen zijn;
– het risico van de onmogelijkheid van terugbetaling als de rechter in kort geding de betaling van de geldsom beveelt, terwijl later in een bodemprocedure blijkt dat dat onterecht is geweest.
Intenties overheid: werkgelegenheid
De rechter acht de intenties van de overheid achter de NOW-regeling van groot belang, te weten het behoud van werkgelegenheid. Ook het branchegebruik werd belangrijk gevonden door de rechter. In de uitzendbranche als zodanig waren kennelijk onderling afspraken gemaakt, zodanig dat de NOW-regeling ten goede zou komen aan de partij die de uitzendkrachten daadwerkelijk aan het werk zou houden. En dat was hier de klant, niet het uitzendbureau, dat enkel het loon betaalde aan de uitzendkrachten en dit loon met een opslag in rekening bracht bij de klant. Ook overwoog de rechter, dat de klant bij de aanvang van de Corona-crisis de samenwerkingsovereenkomst met het uitzendbureau óók had kunnen opzeggen om oplopende kosten te voorkomen. De klant had dat niet gedaan in de verwachting dat uit het overleg tussen partijen een voor beide partijen redelijke oplossing zou komen. Het spoedeisende belang was al evenmin voldoende onderbouwd door het uitzendbureau, evenals het gedane beroep op liquiditeitsproblemen. Het uitzendbureau kon bovendien nog een extra Now-uitkering tegemoetzien, terwijl de klant voor de openstaande facturen bovendien een bankgarantie had gesteld…
Wat is de les hier?
Het uitzendbureau moet nu haar gelijk zien te halen in een bodemprocedure. Dat lijkt mij persoonlijk niet erg haalbaar op dit moment. De belangrijkste les die uit deze eerste Corona-uitspraak volgt, is dat het contractpartijen niet alleen siert maar ook loont – los van hetgeen in een overeenkomst letterlijk is opgeschreven – altijd de redelijkheid en billijkheid in acht te nemen tegenover elkaar. Dat eist de wet, maar ook de rechter.
Copyright © 2020, Margriet Koedooder
Advocaat voor de Muziek, Media en Entertainmentbranche
De Vos & Partners Advocaten
Advocaten voor de creatieve industrie